Gevelsteen AL NIET
Smaksteeg 1- 3, Amsterdam

De omgekeerde beurs met geld daar uitvallend- de schuddebeurs- was het embleem van het gilde van de Binnenlandvaarders en later ook, na samengang van de twee gildes, dat van de Buitenlandvaarders. Het gold als een vanitas- symbool, een symbool voor de sterfelijkheid; al wat de mens in deze wereld verdient, is niets waard bij de dood of bij het laatse oordeel. Hetzelfde symbool met de schuddebeurs is ook meerdere keren terug te vinden in de Amsterdamse Oude Kerk. Het is daar te zien in een tongewelf van het plafond van Binnenlandvaarderskapel en op de misericordes (aan de onderkant van een opklapbare zitting van een koorgestoelte aangebracht steuntjes, ten behoeve van bejaarde geestelijken) van het koorgestoelte.
Misericordes van het koor van de Oude Kerk.
Detail van het tongewelf.
Tongewelf in de Oude Kerk.
Gevelsteen van het Buitenlandvaardersgilde
© Scheepvaartmuseum Amsterdam.
Detail van de Kaart van Amsterdam door Pieter Bast uit 1597. De blauwe stip geeft het gildehuis aan van de Buitenlandvaarders op de Nieuwendijk. Links van de roze stip zou zich het gildehuis van de Binnenlandvaarders in de Smaksteeg, moeten bevinden.
Al in de 15e eeuw bestond er een gilde van Binnenlandvaarders waarvan de gildelieden vooral aan de zogenaamde ‘vrije vaart’ deden. Zij voerden dan, tot groot ongemak van de kooplieden, op ongeregelde tijden van de ene plaats naar de andere. In de 16e eeuw werd door het stadsbestuur, gezien het economische belang van deze handelscontacten voor de stad, een stelsel van veerdiensten over het binnenwater georganiseerd. Vanaf nu voeren schippers op gezette tijden om de beurt af naar een vaste bestemming. In overeenkomsten tussen het bestuur van Amsterdam en die van de plaatsen van bestemming was bepaald welke beurtschippers goederen mochten transporteren en welke zich moesten beperken tot personenvervoer. De vrachtprijzen werden geregeld en voor bestelling en verzekering werden bepalingen gemaakt. In de gildenbrief van de Amsterdamse Binnenlandvaarders van 1593 komt dan ook de bepaling voor “dat nyemant van de gildebroeders van ’t binnelantsgilde binnen deeser stede sal mogen laeden dan op sijn beurte”. Dit systeem was ook in het belang van de schippers, die hierdoor van een redelijker bestaan verzekerd waren, omdat zij door de overheid en het gilde, waarbij ze aangesloten waren, werden beschermd. Overtreding van de regels werd daarentegen zwaar beboet.
De gevelsteen AL NIET was ingemetseld in de Smaksteeg, waar het gildehuis van de Binnenlandvaarders ooit stond. Dit Gildehuis is mogelijk weer verbonden geweest met de achterzijde van het Gildehuis van de Buitenlandvaarders dat op de plek van de huidige Nieuwendijk 24 stond. De gevelsteen van het gildehuis van de Buitenlandvaarders was veel groter en vertoonde naast twee zeilschepen op zee ook in de linkerbovenhoek een schuddebeurs met daarbij het opschrift ‘Al Niet’. Na afbraak van het Gildehuis van de Buitenlandvaarders, is deze steen in 1878 naar Haarlem gebracht en in 1937 door het Amsterdamse Scheepvaartmuseum aangekocht, bij wie de steen zich nog steeds in de collectie bevindt.
Na de afbraak van het gildehuis van de Binnenlandvaarders aan de Smaksteeg is de steen AL NIET gaan zwerven en uiteindelijk, zwaar beschadigd en onder dikke lagen verf, terecht gekomen bij de Rijksdienst Monumentenzorg. Deze heeft de steen in 2021 overgedragen de Vereniging Vrienden van Amsterdam Gevelstenen.
De gevelsteen in de verschillende stadia tijdens de restauratie. Foto’s: Wil Abels.
In 2022 heeft Wil Abels de steen van alle lagen verf ontdaan en aangeheeld. De gevelsteen is daarna aangebracht in de achtermuur van een pand aan de Nieuwendijk dat uitgeeft op de Smaksteeg. Hierdoor bevindt de steen zich weer ongeveer op de kadastraal historische plek waar hij ooit in de gevel heeft gezeten. De Smaksteeg is zowel vanaf de Nieuwendijk als vanaf de Stromarkt/ Kattengat met een hek afgesloten. De steen is wel in de verte te zien vanaf de ingang vanuit de Stromarkt/ Kattengat, links naast de ingang van het Renaissance Amsterdam Hotel.
Tekst: Jos Otten en Pancras van der Vlist
Met dank aan: Oude Kerk, Amsterdam en Renaissance Amsterdam Hotel