Gevelsteen Met een Canvasbaal
Prins Hendrikkade 101, Amsterdam
Het huidige pand Prins Hendrikkade 101 staat op een deel van de gronden waarop Olfert Hendricksz in de Fuyck, die we kennen van zijn pand in de Lange Niezel met ‘de Fuyck’ in de gevel, zijn lijndraaierij had. Kort voor en na 1600, toen de Lastage binnen de stadsmuur van 1585 was komen te liggen verkochten zijn kinderen en kleinkinderen de verkavelde gronden. Hier verrees het bouwblokje begrensd door de tegenwoordige Prins Hendrikkade, de Geldersekade en het (afgesloten) Smidssteegje.
Detail van kaart van Balthazar Florisz uit 1625. De paarse stip geeft het pand aan. © Stadsarchief Amsterdam
Prins Hendrikkade no. 100-101 werd gebouwd door de zeilenmaker Cornelis Gorisz. Het complex bestond uit twee woningen achter drie trapgevels. Nr 100 was een woning met een drie vensters brede gevel en links daarvan een twee vensters brede gevel. (Zandkuijl, Bouwen in Amsterdam, pag. 183, noemt dit type woning een huis met zijkamer.)
Pand nr. 101 was smaller, twee vensters breed met twee woonetages en een zolder. Het brede pand werd ’s Lands Welvaren’ genoemd en het smalle pand ‘de Kracht van het Land’. Zeer waarschijnlijk waren dit uithangborden want in een akte van 1663 wordt gesproken van ‘twee huijsen ende erfen staande onder drie gevels op de Oude Waal bij het Camperhooft, daer in ’t eene uithangt ’s Lands Welvaren’ ende ’t andere ‘de 3 Canefas Baalen’.
Op de kaart van Balthazar Florisz (1625) zijn inderdaad de drie panden met trapgevels te zien, het brede drie vensters breed en daarnaast de twee smallere panden, elk twee ramen breed. Opvallend is dat het pand 100 voorzien is van een uitkijktorentje op het achterste deel van het drie ramen brede pand. Het was het type uitkijktorentje dat bekend is van het z.g. Huis met het Torentje op de hoek van Damrak en Prins Hendrikkade (voorheen Texelsche Kaai). Ook op het stadsprofiel van Pieter van der Keere (1614- 1618) is dit uitkijktorentje duidelijk weergegeven.
In het pand nr. 100 bleef heel lang een zeilmakerij gevestigd en in het smalle nr. 101 had in 1687 de tabaksverkoper Pieter Parma zijn nering. In 1690 worden de panden omschreven als ‘2 huijsen en erven, t een genaempt ’t Lands Welvaren’ en ’t ander ‘de Canefasbael’.
De gevelsteen vóór restauratie.
Gravure ‘Leugen en Bedrog verstoren een zakelijke transactie’ van Hendrick Goltzius (1558- 1617) uit 1597. Op de gravure is een baal te zien met een soortgelijk teken als dat is afgebeeld op de gevelsteen.
© Rijksmuseum Amsterdam
In een artikel in het Maandblad Amstelodamum (Okt. 1984, pag 110) bespreekt mej. I.H.van Eeghen de restauratie van Prins Hendrikkade 101, die in 1976 voltooid werd. Zij dateert het pand met de gevelsteen tussen 1663 en 1690. Ze schrijft dat de gevels uit 1663 te zien zijn op de kaart van Balth. Florisz, maar die dateert van 1625, dat is dus een vergissing van haar.
Mij (Onno Boers, red.) lijkt zowel het pand als de gevelsteen te dateren kort na 1600 en als bouwheer zou ik Cornelis Gorisz noemen. Met enige goede wil zijn op de zijkant van de ingepakte baal zijn initialen te zien. Ook de detaillering van het pandje met de vele natuursteenblokjes en de twee leeuwenkoppen in het fries met fraai siermetselwerk duiden op een bouwtijd van kort na 1600. De linker leeuwenkop is bij de restauratie in 1976 vernieuwd. Vergelijkbare panden zijn Nieuwmarkt 20- 22 en Geldersekade 97.
De brede trapgevel van nr. 100 en een stukje van het smalle deel van het pand zijn herkenbaar op een ongedateerde foto (Stadsarchief). Wanneer het brede dubbele huis nr. 100 afgebroken is en vervangen door het huidige pand is niet te achterhalen. Wel is in het ramenritme van deze nieuwbouw het smalle en het brede huis te herkennen.
Uit de oude koop/ verkooppapieren weten we dat de, op de gevelsteen voorgestelde baal een canevasbaal moet voorstellen. Canevas, ook wel canvas genoemd, was (is) een dun, maar stevig weefsel dat vooral gebruikt werd voor tenten en scheepszeilen, maar ook, in de fijnere kwaliteit als schilderslinnen. Ter verzending werd het, opgevouwen en/ of opgerold verpakt in handzame, met touwen dichtgebonden balen. De grondstof is/ was de bastvezel van de hennep. Na het roten en breken van de stengels werd het materiaal met de hand geslagen of gebeukt door de hennepklopper.
Tekst: Onno Boers
Huisonderzoek: Hans Brandenburg