Gevelsteen IN DE IONGHE HOEDE KRAMER
Nieuwebrugsteeg 13, Amsterdam
In het midden van het fries van een in 1932 gerestaureerde trapgevel, een gevelsteen met het interieur van een winkel. Langs de achterwand schappen met mallen voor hoeden. In de winkel drie personen; mogelijk de hoedenkoopman en twee knechten. Op twee hoekstenen staat ANNO en 1619. Het pand werd in 1618 gebouwd voor hoedenkoopman Jan Reinerts Coster.
Bij een restauratie in 1932 trof men, van de resten van een weggehakte en overschilderde tekst, onder de voorstelling de letters IN DE LOM aan. Deze tekst werd aangevuld met geschilderde letters tot IN DE LOMPEN. Lange tijd werd verondersteld dat de afbeelding een suikerwinkel betrof, maar dat bleek onjuist.
Bij onderzoek kwam van onder een loodslab het onderschrift ‘HOEDEKRAMER’ tevoorschijn, met daarboven vermoedelijk ‘IN DE IONGE’. Van de IONGE waren de I en O duidelijk en de N en G enigszins. Gelet op de beschikbare ruimte is de letter H ingevoegd om het logische woord IONGHE te maken. IONGHE heeft de betekenis van ‘net begonnen’ ofwel: een startende ondernemer. Deze toepassing van ‘jong’ komt vaker voor op gevelstenen.
Gevelsteen ‘IN DE LOMPEN’, gefotografeerd door Han van Gool in 1995.
© Stadsarchief Amsterdam
De gevelsteen in 2010 vlak na restauratie door Wil Abels.
De gevelsteen (formaat 62x 60 cm) toont de (houten) mallen waarop de hoeden gevormd werden. Nadat de kegel van de hoed gevormd was, werd er daraonder op een iets dikkere laag vilt gemept tot daaruit een dunne rand ontstond. Dit type hoed werd met name door zeelieden gedragen, meestal blauwgekleurd.
De blauw-witte kegels op de plank zijn nog in een ‘modern’ blauw papier gewikkelde suikerbroden geschilderd. Dit gaat nog gecorrigeerd worden. Onder de tafel staan de tonnen voor chemicaliën waarmee het vilt (meestal uit konijnenbont) bewerkt werd om het zacht te maken. Dit waren kwikverbindingen waarvan de dampen de hersens van de hoedenmakers aan konden tasten. Vandaar de Engelse uitdrukking: ‘as mad as a hatter’ (‘zo gek als een hoedemaker’).
Tekst: Onno Boers