Gevelsteen SINTER CLAES
Dam 2, Amsterdam
Hoog boven de mensen strekt Sinterklaas sinds begin 17de eeuw op de hoek van Dam en Damrak zijn zegende hand uit naar alle passanten. Panden kwamen en gingen, de gevelsteen (formaat: 100x 55cm) met zijn beeltenis is gebleven. De steen kreeg korte tijd nog gezelschap van een beeld, maar dat staat nu in de Oude Kerk. In oktober 2004 kreeg de bekende gevelsteen met de beeltenis van Sint-Nicolaas in de Damgevel van het hoekpand Damrak/ Dam een grote opknapbeurt. In 2021/ 22 heeft de gevelsteen opnieuw een schilderbeurt gekregen, nu uitgevoerd door een ons onbekende instantie.
Voor restauratie door de VVAG in 2004.
Na de restauratie in 2004.
Nieuwe overschildering
gefotografeerd in 2022.
Detail van schilderij ‘De Dam in Amsterdam’ door Jan Ekels, ca. 1750 – 1781. In de gevel van het grote hoekhuis rechts, is de steen -of een voorganger daarvan- te zien. © Rijksmuseum Amsterdam
Het fraai gehakte reliëf had in de loop der jaren meerdere keren een nieuw verfje gekregen, maar bij de laatste schilderbeurt was er iets misgegaan: ‘Sinter Claes’ droeg nu een totaal verkeerd kostuum. De schilder had, toen hij toch met rood voor de mantel bezig was, ook maar het superplie – het korte witte koorhemd met geplooide mouwen – in die kleur meegenomen. En dat niet alleen. De bovenkant van de mantel met de brede sluiting was met goudverf behandeld. En de totale voor- en achtergrond van de gevelsteen had nu hardblauwe kleur, alleen het kerkje rechts was gespaard gebleven.
Deze misstap is inmiddels rechtgezet. Beeldhouwer Jan Hilbers heeft de kindervriend weer in het juiste pak gestoken. Over de lange witte albe – het koorhemd – draagt hij nu een crèmekleurige superplie en de mantel is helemaal rood, met slechts een gouden sluiting. Van de houten staf is alleen nog de krul goud gekleurd. De goedheiligman staat afgetekend in een open nis met uitzicht op een heuvellandschap met kerkje en doet zijn goede werken door de kinderen in de tobbe weer tot leven te wekken met een zegenend gebaar, zo wil het volksverhaal.
Op de gevelsteen afgebeeld staat zijn bekendste wonder dat hij verrichtte in een herberg waarvan gezegd werd dat de waard kinderen roofde, ze in stukken hakte en in zijn gerechten verwerkte. In de kelder van de herberg vond Nicolaas inderdaad een tobbe met drie gedode en ingezouten kindertjes. Door een zegenend gebaar boven de tobbe wekte hij de kinderen weer tot leven. Hoe de slechte waard gestraft werd, is niet overgeleverd.
Sinterklaas heeft nog veel meer wonderen op zijn palmares staan, Hij zou zakken met geld naar binnen gegooid hebben bij een arme man om de drie dochters aan een bruidsschat te helpen, hij heeft ooit een schip van de ondergang in een hevige storm gered en een andere keer een verdronken matroos weer tot leven gewekt. Dat hij onder andere de schutspatroon van alle zeevarenden is, hoeft ons dus niet te verwonderen.
Het huis Sinter Claes met uithangbord. Maker prent onbekend.
De gevelsteen is eeuwenoud. Al in 1564 wordt het pand naar Sinter Claes vernoemd. Voor die tijd heette het ’t Suykerhuis. Begin 17de eeuw zou het uithangbord plaatsmaken voor de gevelsteen. Op diverse geschilderde en getekende Damgezichten zijn pand en steen herkenbaar. Deze (zij)gevel kwam overigens pas in 1567 aan de Dam te liggen. Vanwege de voorgenomen bouw van het Waaggebouw werden de huizen ten noorden van de Dam tussen Nieuwendijk en Damrak afgebroken, en stonden de panden aan de noordzijde van de toenmalige Watersteeg ineens aan de Dam.
De gevelsteen heeft alle verbouwingen en moderniseringen van het hoekpand overleefd. Telkens weer werd Sinter Claes hergebruikt. Dat gebeurde ook in 1899 toen de laat 18de-eeuwse klokgevel plaats moest maken voor een constructie die door de vorm van de grote ramen op de verdieping al vlug de naam ‘de Vulkachel’ kreeg. Op dat moment was café Bisschop er gevestigd. In een nis boven een ingang links aan de Dam kwam een groot beeld van Sinterklaas te staan, waarboven de oude gevelsteen werd ingemetseld. Vóór die tijd had hij een plekje dichter bij de hoek met het Damrak.
Enkele decennia later echter verdwenen het beeld en de eeuwenoude gevelsteen uit het stadsgezicht. In 1926 werd het bovendeel van het pand wegens bouwvalligheid afgebroken en de rest dichtgetimmerd en beplakt met reclames. Beeld en gevelsteen raakten gescheiden. Het beeld verhuisde naar Hoorn om als Sint-Bonifatius vanaf de gevel van het gelijknamige kleinseminarie dat in 1929 de deuren opende de bezoekers te begroeten. In december 1990 keerde hij weer terug naar Amsterdam en kreeg een plaats in het ABN bankfiliaal hoek Dam/Damrak. Wegens een interne verbouwing heeft de bank het beeld in bruikleen gegeven aan de Oude Kerk, waar het een mooi plaatsje heeft gevonden in de Librye.
De Dam omstreeks 1901. Rechts de doorkijk, via het Damrak, naar het Centraal Station. Op de linkerhoek het voormalige café Bisschop met links naast de ‘markiezen’ het beeld van Sinterklaas. © Stadsarchief Amsterdam
Ondertussen was de oude gevelsteen na de sloop van het bovendeel van de Vulkachel in het bezit van de familie Heineken gekomen, de eigenaar van het voormalige café Bisschop, die het in bruikleen gaven aan het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap. Bij een grondruil met de Heinekens Bierbrouwerij Maatschappij verwierf de gemeente de resten van het hoekpand en de twee huizen ernaast aan het Damrak. (De brouwerij kreeg het gedeelte van de Jacob van Campenstraat tussen de Ferdinand Bolstraat en de Tweede van der Helststraat dat de fabriekspanden van de brouwerij scheidde. Vandaar dat er nu een Eerste en een Tweede Jacob van Campenstraat zijn, maar dit terzijde.)
In de nieuwbouw van architect Jan Gratama kreeg de oude gevelsteen, een plaats boven een ingang aan de Damzijde, geflankeerd door twee geornamenteerde stenen panelen waarop langs de onderrand ANNO 1934 het jaar van voltooiing aanduidden. Bij een latere verbouwing is de gevelsteen hoger in de gevel aangebracht en zijn de zijpanelen met de jaaraanduiding verwijderd. En zo komt het dat Sinterclaes na al die eeuwen nog steeds zijn zegende hand uitstrekt naar het publiek op de Dam.
Tekst: Onno Boers