INTERVIEW JOS OTTEN

Voorzitter Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen

Jos Otten, bij de gevelsteen D BOTERTON, Prins Hendrikkade 13.

De gevelstenenpassie van Jos Otten; “ik heb weethonger naar vergeten betekenissen”. Bladgoud vinden tussen de haren van Maria. Staan krabben boven een peeskamertje, opperste concentratie. Met zijn gevelstenen beleeft Jos Otten (1942) zijn eigen Crime Scene Investigation.

“Onlangs hebben we een gevelsteen van Prins Maurits gerestaureerd. Er zijn alleen afbeeldingen van hem bekend in harnas. We hebben zijn broek in bruin, de bloes in nassaublauw en de sjerp in oranje uitgevoerd. Maar door een boek dat ik toevallig las, kwam ik er kortgeleden achter dat Maurits altijd in het bruin gekleed ging!”

Gevelsteen D BOOPEEMDEN, Zeedijk 84.

Geen wroeging, maar grote vreugde schenkt zo’n bron de voorzitter van de Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen. “Een vliegende kraai vangt altijd wat”, is zijn stellige overtuiging. Amsterdam telt nog zo’n 650 van de minstens 3.000 gevelstenen die het ooit bezat.

“Panden hadden tot 1795 geen huisnummers”, verklaart hij het fenomeen. “Om klanten te helpen de zaak te vinden, hingen kleine zelfstandigen houten uithangborden dwars op de gevel. Later kwamen gevelstenen in zwang. Het zijn eigenlijk pictogrammen. Kijk, deze”.

In het Amsterdamse gevelstenenboek wijst hij op een exemplaar van een man  met zwarte hoed en pofbroek, een buidel geld in de rechterhand, een brief in de linker. “DBOOPEEMDEN” staat er onder gebeiteld. “De-boo-op-Emden”, vertaalt hij. “Dat was een geldloper, een bode, die op Emden in Duitsland liep, gevestigd op de Zeedijk 84.”

“Forensische gevelsteenkunde” noemt Otten zijn “queeste”, die hij graag vergelijkt met de reconstructie van het meisje van Nulde of DNA-onderzoek. “Als ik de afbeeldingen zie, ga ik speuren. Ik heb een enorme weethonger naar het verhaal erachter. Niet omwille van het weten, maar om vergeten betekenissen terug te brengen. Zoals iemand ooit zei: wat kapot is, moet jij weer leesbaar maken.” Zo is op Oudezijds Voorburgwal 8 een steen die al meer dan honderd jaar als “Int Vosien” bekend stond. “Ik vond het altijd al zo’n raar beest, met flossen aan bek en oren, een dunne staart en rood geschilderd. Toen de restaurateur aan het peuteren was, bleek de “V” een “L” te zijn. In boeken vond ik dat “Losje” Brabants of Limburgs is voor Lynx. Dat is toch fantastisch!”

Met een katholieke vader, een lutherse moeder en islamitisch en hindoestaans huispersoneel, waren Ottens eerste acht levensjaren in Nederlands- Indië vol van symboliek. Bij Chinese vriendjes werd de as van overleden familieleden aanbeden en zijn favoriete speelplek was een Taoïstisch tempeltje. “Het dak zat vol met beeldjes, heel feeëriek. Mijn vader wees mij altijd op de krul aan een gebouw, het detail, de versiering. Mijn moeder verzuchtte altijd: was ik maar een oud gebouw, dan keek je vader vaker naar me.”

Op advies van een decaan ging hij economie studeren aan de UvA. Maar zijn interesse was veel breder, hij “slikte de wereld in zonder hem kwijt te kunnen”. Na het kandidaatsexamen volgde hij enigszins stuurloos vijf jaar lang colleges Egyptologie. In een periode van liefdesverdriet en uit angst voor een depressie zocht en vond hij een baan en rondde de economiestudie ineens in anderhalf jaar af. Zijn sindsdien intensieve beroepsleven belette de sensitieve en volhardende Otten niet een jaar Indische archeologie te volgen, reserve luitenant-kolonel te worden, Nederlands recht te studeren en zijn huis aan de Palmgracht grondig te restaureren.

Gevelsteen IN DE BATAVIER, Palmgracht 64.

En op zekere dag greep hij zijn ladder om de gevelsteen van de buren, “In de Batavier”, op te gaan knappen. “Door de colleges Egyptologie wist ik veel van reliëfs. Ik bekeek schuttersstukken, bestudeerde kleding en concludeerde dat de steen 17e- eeuws moest zijn. Mijn broertje, die kunstacademie heeft gedaan, adviseerde me de steen met porion te vullen.” “Urenlang zitten krabben en verven. Je volledig op iets concentreren. Dat heeft een vredige uitwerking op me.”

Er volgde een gevelsteen verderop in de straat, diverse stenen aan de wallen tot eentje in Joure aan toe. De gevelstenen soupeerden vrijwel alle vrije tijd. “Ik deed het gratis, betaalde het bladgoud uit eigen zak.”

De Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen, waarvan hij voorzitter is, richtte hij in 1991 op met enige medefanatiekelingen. “Mij gaat het om het redden van die stenen”, zegt Otten. “Maar ik doe het voor mezelf. Dat heb ik gedaan, denk ik als ik langsfiets. Ik stop er pas mee als iemand mij kan vertellen wat een achteromkijkende vos met een in zijn staart bijtende krab betekent.”

Het meest ontroerden hem de onthullingen van gerestaureerde Joodse gevelstenen aan de Nieuwe Herengracht, Nieuwe Kerkstraat en Rapenburgerstraat. “De Nazi’ s hadden de mensen gedeporteerd en de stenen kaalgehakt. We hebben de stenen met behulp van oude foto’s aan het straatbeeld kunnen teruggeven.”

Gevelsteen met de Annunciatie, Oudekerksplein.

Maria Boodschap (de Annunciatie) op de Oude Kerk is zijn lievelingssteen. “Omdat die als enige katholieke beeldhouwwerk de beeldenstorm heeft overleefd. Vanwege de kleurstelling en omdat we al krabbend echt bladgoud vonden tussen de haren van Maria. En omdat het een symbool van zuiverheid is, dat recht tegenover de hoerenbuurt hangt.” De dames daar waarderen zijn werk. “Ik heb pas het telefoonnummer van een pooier gekregen vanwege een gevelsteen boven een peeskamer. Ik weet alleen niet wanneer we een ladder kunnen neerzetten zonder de handel te verstoren. Op zondagochtend?”

Artikel verschenen in: Spui, september 2006